DE ACADEMIE
De woordenlijsten
De woordenschat van onze jongeren blijkt te beperkt en is dringend toe aan uitbreiding. DE ACADEMIE gaat daar bij helpen!
Het gaat om woorden, woordcombinaties en uitdrukkingen die nog steeds volop gebruikt worden in goede kranten, serieuze nieuws- en actualiteitenprogramma's en gesprekken van een zeker niveau, maar die bij de jongste generatie nauwelijks meer bekend zijn. Eenieder die zich daar zorgen over maakt en met zijn of haar kennis kan bijdragen aan onderstaande lijst van 'bedreigde woorden' kan zich aansluiten bij DE ACADEMIE.
Met de onmisbare inbreng van DE ACADEMIE: Cedric P., Collin H., David R., Flores B., Freek E., Gijs R., Jelle Z., Jeroen A., Job A., Kian P., Leeuwe vdn H., Paul S., Philip S., Pit D., Stijn B., Thomas M. , Tobias O.en Youp D.
De alfabetische lijst. (In bewerking)
De klemtoon ligt bij het onderstreepte gedeelte van het woord. Omkaderde zinsdelen zijn vaste uitdrukkingen, typische formuleringen.
faciliteit / faciliteren
= hulpmiddel; voorziening; dat wat je kunt gebruiken om iets mogelijk te maken / iets mogelijk maken
De zaal beschikt over diverse faciliteiten zoals een video, beamer en een projectiescherm. Fijn dat de zaaleigenaar ons met deze zaken kon faciliteren.
(w3)
fait accompli
= feit waar niets meer aan te veranderen is, gedane zaak, voldongen feit
De gemeenteraad moest beslissen of er nu wel of niet toestemming gegeven zou worden om de boom te laten weghalen, maar voordat er gestemd kon worden werd de raad voor een fait accompli gesteld : de boom bleek een uur eerder al te zijn omgehakt.
UITSPR.: op zijn Frans, dus "fètàkòmplíé"
(w2)
falen
= je doel niet bereiken, mislukken, niet slagen (in iets)
De kampioenstitel was binnen handbereik, maar helaas: hij faalde.
VERVOEGEN: falen - faalde - heeft gefaald
fascineren
= heel erg boeien; alle aandacht oproepen
Toen we op vakantie waren in het noorden van Noorwegen, fascineerde het poollicht ons enorm. Die golven van kleurig licht tegen de nachtelijke hemel waren werkelijk fascinerend. Ook de kinderen konden hun ogen er maar niet vanaf houden.
(w4)
fenomeen
= 1) verschijnsel; iets (bijzonders) dat gezien kan worden; iets (bijzonders) wat voorkomt (bv. in de natuur); opvallend natuurverschijnsel
In het noorden van Noorwegen kun je, als je naar de nachtelijke hemel kijkt, een heel bijzonder fenomeen zien: het noorderlicht.
= 2) heel bijzonder persoon, begaafd iemand, iem. met een bijzonder talent
Op tv was te zien hoe Nederlands jongste rekenfenomeen grote vermenigvuldigingen sneller uit het hoofd kon uitrekenen dan men het op de rekenmachine kon intypen.
ENGELS: phenomenon
(w6) ESPERANTO: fenomeno; (persoon:) eksterordinarulo
fenomenaal
= heel bijzonder; fantastisch; geweldig; grandioos; opzienbarend
Het Nederlands Elftal speelde zojuist een fenomenale halve finale. Fantastisch!
PAS OP: zeg en schrijf NIET fenominaal - ENGELS: phenomenal
(w6) ESPERANTO: fenomena
finesse
= fijne bijzonderheid, fijnheid, detail
De opera was tot in de finesses georganiseerd = perfect, tot in de kleinste details.
(w1)
fluctueren
= xxx
xxx
()
fnuikend
= zeer schadelijk; rampzalig; noodlottig
Dat die chemische bedrijven hun giftige afvalstoffen op het meer lozen is fnuikend voor de visstand daar. In dat water leeft helemaal niets meer.
(w4)
fragiel
= kwetsbaar, breekbaar, broos, fijn gebouwd, zwak
Aan het einde van haar leven was mijn oma een heel klein, fragiel vrouwtje. In haar aanwezigheid durfden we ons nauwelijks te bewegen uit angst om haar te beschadigen.
Zij had ook een uiterst fragiele gezondheid want zij is uiteindelijk overleden aan een eenvoudig griepje.
(w3)
frappant
= opvallend, typisch, heel apart, treffend
Is het hem tóch gelukt? Dat is frappant! Daar sta ik nou echt van te kijken.
Er was een frappant verschil te zien tussen de prestaties van de jongens en die van de meisjes; echt een opvallend verschil.
UITSPRAAK: Ondanks de Franse herkomst, toch op zijn Nederlands met een t-klank.
frivoliteit, frivool
= vrolijk(heid), beetje uitdagend en ondeugend, onserieus, lichtzinnig, weinig (serieus) voorstellend, speels
De frivool dansende meisjes maakten de jongemannen het hoofd op hol.
Carnaval is een tijd vol dans, zang, plezier en andere frivoliteiten.
frustratie
= diepe ergernis, teleurstelling of irritatie omdat iets niet lukt
De ouders merkten, tot hun frustratie, dat de punten van hun dochter maar niet omhoog gingen, ondanks de vele, dure bijlessen waarvoor ze hadden betaald.
frustreren
= tegenwerken, laten mislukken, dwarsbomen
Het slechte weer frustreerde alle plannen om op die dag de vliegerwedstrijd te laten doorgaan. De organisator voelde zich dan ook erg gefrustreerd dat al zijn moeite voor niets was geweest.
VERVOEG.: frustreren, frustreerde, heeft gefrustreerd
fulmineren
= heftig tekeergaan, woedend tegen iem. schelden, razen, tieren, foeteren, heftig uitvaren
"Wie denk je wel dat je bent, vuil stuk schorem, dat je hier zomaar mijn bedrijf komt kapotmaken?!" fulmineerde de fabrieksdirecteur tegen de vakbondsman die zojuist de nieuwe looneisen op tafel had gelegd.
(w2)
futiel / futiliteit
= nietig, armzalig, nietsbetekenend, onbelangrijk, onbeduidend / kleinigheidje, onbenulligheidje
In mei 1940 stuurde de Nederlandse legerleiding een paar honderd lichtbewapende soldaten op de fiets naar de Duitse grens om daar de binnenrollende tanks van de nazi's tegen te houden, maar dat was natuurlijk maar een futiel gebaar tegen die militaire overmacht. Als verdediging stelde het helemaal niets voor.
Een klacht over een parkeerbon? Sorry, maar met zulke futiliteiten houdt de burgemeester zich niet bezig!
De klemtoon ligt bij het onderstreepte gedeelte van het woord. Omkaderde zinsdelen zijn vaste uitdrukkingen.