ENGELSE  ONREGELMATIGE  WERKWOORDEN

 Horen?

Klik:
 
 INFINITIVE

  hele werkwoord
 

 PAST

  verleden tijd
 

 PERFECT

  voltooid deelwoord
  (na have)



 Jezelf overhoren?  Klik hier!
 Uitspraak "zien"?   Klik hier!

•#

to arisearosearisen

= ontstaan

•#

to awakeawoke (R)awoken (R)

= ontwaken

•#

to bearboreborne

= (ver)dragen

be born

= geboren worden

to beatbeatbeaten

= (ver)slaan

05

to becomebecamebecome

= worden


 #

to beginbeganbegun

= beginnen

 #

to bendbentbent

= buigen

to betbet (R)bet (R)

= wedden

to bindboundbound

= binden

10

to bitebitbitten

= bijten


•#

to bleedbledbled

= bloeden

to blowblewblown

= blazen; waaien

to breakbrokebroken

= breken

 #

to breedbredbred

= opvoeden; fokken

15

to bringbroughtbrought

= (mee)brengen


to broadcastbroadcast(R)broadcast(R)

= uitzenden

to buildbuiltbuilt

= bouwen

to burnburnt (R)burnt (R)

= (ver)branden

•#

to burstburstburst

= barsten; springen

20

to buyboughtbought

= kopen


•#

to castcastcast

= werpen

to catchcaughtcaught

= vangen

to choosechosechosen

= kiezen

•#

to clingclungclung

= zich vastklemmen

25

to comecamecome

= komen


to costcostcost

= kosten

•#

to creepcreptcrept

= kruipen

to cutcutcut

= snijden; knippen

to dealdealtdealt

= zaken doen; (uit)delen; handelen

30

to digdugdug

= graven


to dodiddone

= doen

to drawdrewdrawn

= trekken; tekenen

to dreamdreamt (R)dreamt (R)

= dromen

to drinkdrankdrunk

= drinken

35

to drivedrovedriven

= (aan)drijven; rijden (auto)


to eatateeaten

= eten

to fallfellfallen

= vallen

to feedfedfed

= (zich) voeden; voeren

to feelfeltfelt

= (zich) voelen

40

to fightfoughtfought

= vechten


to findfoundfound

= vinden

to fleefledfled

= vluchten

to flyflewflown

= vliegen

•#

to forbidforbadeforbidden

= verbieden

45

•#

to forecastforecast (R)forecast (R)

= voorspellen


to forgetforgotforgotten

= vergeten

to forgiveforgaveforgiven

= vergeven

to freezefrozefrozen

= (be)vriezen

to getgotgot

= krijgen; worden

50

to givegavegiven

= geven


to gowentgone

= gaan

to growgrewgrown

= groeien; verbouwen; worden

to hanghunghung

= (op)hangen

to hearheardheard

= horen

55

to hidehidhidden

= (zich) verbergen


to hithithit

= slaan; raken; treffen

to holdheldheld

= (vast)houden

to hurthurthurt

= pijn doen; bezeren; kwetsen

to keepkeptkept

= houden; bewaren

60

•#

to kneelknelt (R)knelt (R)

= knielen


•#

to knitknit (R)knit (R)

= breien

to knowknewknown

= weten; kennen

to laylaidlaid

= leggen

to leadledled

= leiden; voeren

65

•#

to leanleant (R)leant (R)

= leunen


•#

to leapleapt (R)leapt (R)

= springen

to learnlearnt (R)learnt (R)

= leren

to leaveleftleft

= (ver)laten; achterlaten

•#

to lendlentlent

= (uit)lenen

70

to letletlet

= (toe)laten; verhuren


to lielaylain

= liggen

•#

to lightlit (R)lit (R)

= aansteken; verlichten

to loselostlost

= verliezen

to makemademade

= maken

75

to meanmeantmeant

= bedoelen; betekenen


to meetmetmet

= ontmoeten

to paypaidpaid

= betalen

to putputput

= zetten; leggen

to readreadread

= lezen

80

to rideroderidden

= rijden (fiets/paard)


to ringrangrung

= (op)bellen; klinken

to riseroserisen

= opstaan; opgaan; stijgen

to runranrun

= rennen; hardlopen

•#

to sawsawedsawn (R)

= zagen

85

to saysaidsaid

= zeggen


to seesawseen

= zien

•#

to seeksoughtsought

= zoeken

to sellsoldsold

= verkopen

to sendsentsent

= (ver)zenden; (ver)sturen

90

to setsetset

= zetten; plaatsen; instellen; ondergaan


•#

to sewsewedsewn (R)

= naaien

to shakeshookshaken

= schudden; beven

 #

to shineshoneshone

= schijnen; schitteren

to shootshotshot

= (dood)schieten

95

to showshowedshown

= tonen; laten zien; wijzen


•#

to shrinkshrankshrunk

= krimpen; terugdeinzen

to shutshutshut

= sluiten; dichtdoen

to singsangsung

= zingen

•#

to sinksanksunk

= zinken

100

to sitsatsat

= zitten


to sleepsleptslept

= slapen

to smellsmelt (R)smelt (R)

= ruiken

•#

to sowsowedsown (R)

= zaaien

to speakspokespoken

= spreken

105

•#

to speedsped (R)sped (R)

= zich spoeden; hardrijden


to spendspentspent

= doorbrengen; uitgeven

•#

to spinspunspun

= spinnen; draaien

•#

to spitspatspat

= spuwen

to splitsplitsplit

= splijten

110

 #

to spoilspoilt (R)spoilt (R)

= bederven; verwennen


 #

to spreadspreadspread

= (zich) verspreiden

•#

to springsprangsprung

= springen

 #

to standstoodstood

= staan

to stealstolestolen

= stelen; sluipen

115

to stickstuckstuck

= plakken; (blijven) steken


•#

to stingstungstung

= steken; prikken

•#

to stinkstankstunk

= stinken

to strikestruckstruck

= slaan; staken; treffen

to swearsworesworn

= zweren; vloeken

120

•#

to sweatsweat (R)sweat (R)

= zweten


to sweepsweptswept

= vegen

to swimswamswum

= zwemmen

•#

to swingswungswung

= zwaaien; schommelen

to taketooktaken

= nemen; (weg)brengen

125

to teachtaughttaught

= onderwijzen; leren


to teartoretorn

= scheuren; trekken

to telltoldtold

= zeggen; vertellen

to thinkthoughtthought

= denken; vinden; menen

to throwthrewthrown

= gooien

130

to understandunderstoodunderstood

= begrijpen; verstaan


to wakewoke (R)woken (R)

= wakker maken, wakker worden

to wearworeworn

= dragen (kleding)

 #

to weepweptwept

= wenen; huilen

to winwonwon

= winnen

135

•#

to windwoundwound

= (op)winden


•#

to withdrawwithdrewwithdrawn

= zich terugtrekken

137

to writewrotewritten

= schrijven


  Stepping Stones h/v 3e klas:

to bewas/werebeen

= zijn

to have (got)had (got)had (got)

= hebben

to quitquitquit

= ophouden (met)

to spellspelt (R)spelt (R)

= spellen

  All Right 3e klas wel:

to bewas/werebeen

= zijn

to have (got)had (got)had (got)

= hebben  


  • = nieuw voor havo/vwo 4 na Stepping Stones
  # = nieuw voor havo/vwo 4 RU na All Right

(QQQQQQ College 2010)(QQQ 10-2010)





  E X T R A   S T O F


  BOVENstaande lijst bevat de woorden die je dient te kennen voor je (bovenbouw)toetsen en je examen.
  In de ONDERstaande lijst staan werkwoorden die je niet perse hoeft te kennen.
  Maar als je niks tegen wat extra kennis hebt ... leef je uit!




 Horen?

Klik:
 
 INFINITIVE

  hele werkwoord
 

 PAST

  verleden tijd
 

 PERFECT

  voltooid deelwoord
  (na have)


 
 
 Uitspraak "zien"?   Klik hier!

to abideabode (R)abode (R)

= blijven

to befallbefellbefallen

= overkomen

to beholdbeheldbeheld

= aanschouwen

to beseechbeseechedbesought

= smeken; dringend verzoeken

to bidbadebidden

= (goede dag) wensen; (welkom) heten; verzoeken


to bidbidbid

= bieden (op een veiling)

    cancouldbeen able to

= kunnen

to cleavecleft
(clove)
cleft
(cloven)

= splijten; klieven

to dwelldwelt (R)dwelt (R)

= wonen; (ver)blijven

to flingflungflung

= met kracht werpen


to forbearforboreforborne

= zich onthouden; afzien

to foregoforewentforegone

= het zonder doen

to forsakeforsookforsaken

= in de steek laten

to grindgroundground

= (koffie) malen; (mes) slijpen

to hanghangedhanged

= ophangen (doodstraf)


to hewhewedhewn (R)

= houwen; kappen

    maymightbeen allowed to

= mogen; kunnen (=mogelijk zijn)

to mowmowedmown (R)

= maaien

    musthad tohad to

= moeten

to overcomeovercameovercome

= overwinnen; te boven komen


to rendrentrent

= scheuren

to ridridrid

= (zich) ontdoen van; afhelpen

    shallshould

(géén volt.deelw.)

= zullen

to shearshearedshorn (R)

= afschuiven

to shedshedshed

= (tranen) storten; (licht) werpen;
(bladeren) laten vallen; (bloed) vergieten


to slayslewslain

= doden

to slideslidslid

= glijden

to slingslungslung

= wegslingeren

to slinkslunkslunk

= sluipen

to smitesmotesmitten

= (ver)slaan; treffen


to spillR (spilt)R (spilt)

= (doen) overlopen; morsen

to strewstrewedstrewn (R)

= uitstrooien (over)

to stridestrodestridden

= schrijden (=waardig lopen)

to stringstrungstrung

= snoeren

to strivestrovestriven

= (na)streven


to swellswelledswollen (R)

= (op)zwellen

to thriveR (throve)R (thriven)

= gedijen; goed groeien

to thrustthrustthrust

= stoten; duwen

to treadtrodtrodden

= stappen; treden; (water)trappen

to upsetupsetupset

= verstoren; van streek maken


to weavewovewoven

= weven

to wedR (wed)R (wed)

= trouwen

to wetR (wet)R (wet)

= natmaken

    willwould

(géén volt.deelw.)

= zullen

to withholdwithheldwithheld

= weerhouden


to withstandwithstoodwithstood

= weerstaan

to wringwrungwrung

= wringen


  Naar het onderwerp  ENGELS?